Sieg van der Kar
(1919-1991)

werkzaam bij textielbedrijf
– h
elpt onderduikers
– stelt met kring rond Cor Inja (901) voedselpakketten samen voor Joden in de kampen

Siegfried van der Kar is geboren op 9 januari 1919 te Amsterdam. Hij is de zoon van Philip van der Kar en Sophia van der Kar-Polak, en heeft twee zusters: de twee jaar oudere Betty en Mary uit 1924. Het gezin woont in de Molenbeekstraat in Amsterdam-Zuid. Zijn vader is Joods, zijn moeder half-Joods. Moeder Sophia slaagt erin dit in 1943 aan te vechten en zich door Duitse artsen in Amsterdam te laten onderzoeken, waarna de conclusie volgt dat zij 100% Arisch is. Het echtpaar van der Kar is nu gemengd gehuwd waardoor de kinderen als half-Joods worden beschouwd. Zij zijn nu gevrijwaard van vervolging.

Philip van der Kar besluit hierna om minder ‘gelukkige’ Joodse familie en vrienden, maar ook onbekenden, zoveel mogelijk te helpen. Ze vangen mensen die een onderduikadres zoeken op in hun huis en helpen ze in de verdere zoektocht naar een veilig adres.

Aanvankelijk brengt Sophia van der Kar mensen weg naar onderduikadressen in Drenthe, de Veluwe of Friesland. Als ze soms meerdere mensen tegelijk moet begeleiden, gaat dochter Mary mee. Vanaf 1944 reist Mary vaak alleen. Ze mag haar fiets met harde banden op de boot meenemen, slaapt een nacht in Friesland en reist terug naar Amsterdam met door het verzet buitgemaakte bonkaarten, eten en wol. Een keer krijgt ze op het station van Heerenveen van haar contactpersoon in de zakken van haar grote jas vier pistolen gestopt, die ze bij Tineke Duvivier-de Beer (maakt deel uit van kring Inja, zie biografie) moet afleveren.

Zoon Sieg was in contact gekomen met de doopsgezinde Cor Inja (groepslid 901). Onder leiding van Inja worden door Groep 2000 vanaf juli 1943 tot september 1944 levensmiddelenpakketten samengesteld; eerst voor de protestantse Joden in Westerbork, later ook voor Joden in Celle en Theresiënstadt. Ook is hij een van de assistenten van Truus Wijsmuller (groepslid 23030). Daarnaast heeft hij zich ingezet om Joodse onderduikers naar een veilig adres te brengen. Na de oorlog heeft hij verklaard dat hij een groot aantal Haarlemse Joden, waaronder veel kinderen, naar Friesland heeft helpen ontsnappen.

In Amsterdam is Dolly Polak, de beste vriendin van Betty Barend-van der Kar, door de familie van der Kar aan onderduikadressen geholpen. Haar vader heeft eind augustus 1943 uit de rijdende trein vanuit Westerbork nog een kaart weten te gooien. Na aankomst in Sobibor is hij vermoord. Als Dolly een keer met haar moeder Judith Polak-de Raaij gearmd op straat loopt, wordt haar moeder opgepakt. Dolly’s smeekbede haar mee te nemen in plaats van haar moeder wordt niet verhoord. Na de oorlog is Dolly met open armen in de Molenbeekstraat ontvangen. In 1946 trouwt ze met Sieg. Medio 1947 wordt hun dochter Sophie (Fay) geboren. Als de Koreacrisis in 1953 uitbreekt, roept dit bij Dolly veel nare oorlogsherinneringen op, waardoor ze ’s nachts niet kan slapen. Het gezin besluit daarom te emigreren naar het voor Joden veilig geachte Amerika. Daar wordt Sieg aanvankelijk groot in de textielhandel, later gaat hij in onroerend goed. In 1991 overlijdt Sieg in zijn woonplaats Los Angeles.

Marijke en Frits Barend (Frits is een neef van Sieg)

⇐ terug