Hoofdstuk 21

The making of Jacoba van Tongeren, 2012-2022’

Het tweede leven van Jacoba.

Intro

Hoofdstuk 1 beschrijft de zoektocht naar Jacoba en alle belangrijke documenten en gebeurtenissen
Hoofdstuk 2 beschrijft de vele ‘toevalligheden’ die plaatsvonden
Hoofdstuk 3 gaat in op de persoon van Jacoba en de tragiek in haar leven.
Hoofdstuk 4 beschrijft wat dit proces van 10 jaar met mij heeft gedaan.


Het verhaal: de ontdekking van Jacoba

Discretie als wapen
Grote discretie en diepe geheimhouding behoorden tot het Wapenarsenaal dat Jacoba in het verzet beheerde.
2000 was een meester in camouflage, in het zichzelf en haar groep onzichtbaar maken en vooral… in onbekend blijven! Al vroeg tijdens de Duitse bezetting bedacht Jacoba de code als doeltreffend middel om onherkenbaar en onvindbaar te blijven.
Ze gebruikte haar functie van kerkelijk maatschappelijk werkster als cover up. Dankzij haar discretie en strikte geheimhouding waren in mei1945 vrijwel al haar onderduikers, groepsleden en ook zijzelf nog in leven.
Het lijkt erop dat Jacoba ook na de bevrijding bij voorkeur onder de radar opereerde en onbekend wenste te blijven. Zij bleef, ook ná de oorlog, in het openbare leven nauwgezet en behoedzaam opereren in de haar typerende verzets-stijl. Was haar discrete werkwijze van tijdens de bezetting haar tweede natuur geworden? Soms lijkt het alsof ze haar nalatenschap als verzetsvrouw wilde laten onderduiken. Zo bleef haar Beknopt Verslag uit 1945 lang verborgen en kwamen haar memoires, album, code en schilderij pas in 2013 en 2014 boven water.
De erkenning voor haar verzetswerk die ze zo verdiende, kwam nog later tot stand. De Yad Vashem-medaille (haar in 1990 postuum toegekend), werd in 2021 (vierenvijftig jaar na haar dood) uitgereikt aan haar nazaten.


De belangrijkste gebeurtenissen in vogelvlucht

Kerst 2012
Kleinzoons Sies en Thijn van Tongeren vragen hun opa, Paul van Tongeren, waarom Paul’s vader en opa door de Nazi’s zijn vermoord in WO II. Opa Paul besluit op onderzoek te gaan.

Februari 2013
Bezoek NIOD : Paul vindt bij NIOD verwijzing naar archief in Den Haag waar Herinneringen van Jacoba zouden zijn. 

Bezoek archief Vrijmetselaars, waar Herinneringen van Jacoba blijken te liggen.

Maart 2013- december 2014
Schrijven van Jacoba van Tongeren en de onbekende verzetshelden van Groep 2000 (1940-1945), samen met Trudy Admiraal.

Mei 2013

Onderzoek naar de levens en verzetswerk van de 150 leden van Groep 2000.
In eerste druk, maart 2015, staan 85 korte Bio’s; in 7de druk staan circa 130 korte Bio’s.

4 mei 2014 – 2018: Huizen van Verzet
Verhaal over Jacoba van Tongeren in kader ‘Huizen van Verzet’ in de loge van de Vrijmetselaars in de Vondelstraat (’14/’15) en in de Antillenstraat 45-I (’17/’18).

21 maart 2015: Boekpresentatie
Boekpresentatie in de Rode Hoed : aanbieding door Job Cohen aan burgemeester Eberhard van der Laan van eerste ex van het boek.
400 aanwezigen, waaronder 200 nazaten van Groepsleden.

31 maart 2015 : DWDD
Boek wordt genomineerd als een van de Boeken van de Maand bij DeWereldDraaitDoor: de volgende dag is het boek al uitverkocht.

4 mei 2016: Jacoba van Tongerenbrug
Onthulling van Jacoba van Tongerenbrug in Amsterdam Nieuw West

Voorjaar 2016: De Bonnenkoningin
35 schoolvoorstellingen van De Bonnenkoningin op Amsterdamse scholen, door Karel Baracs, Stadsverteller van Amsterdam, samen met Paul van Tongeren.

Jacoba van Tongeren-lezing
Door PKA, Protestantse Kerk Amsterdam, wordt eerste Jacoba van Tongeren-lezing gehouden in de Keizersgrachtkerk 566 op 14 september 2018 door Désanne van Brederode, en een tweede lezing op 17 september ’21 met Marianne Thieme.

Stichting Jacoba van Tongeren
Op 13 september ’19 wordt de stichting opgericht.

4 mei 2021: uitzending NOS documentaire over Jacoba van Tongeren op NPO2
Op NPO2 wordt documentaire over Jacoba uitgezonden.

10 oktober 2021: onthulling standbeeld van Jacoba van Tongeren
Op 10 oktober wordt op Antillenstraat standbeeld onthuld van Jacoba van Tongeren, in aanwezigheid van circa 600 mensen, waaronder 200 nazaten van Groepsleden. Ook wordt plaquette met de 150 namen van Groepsleden onthuld.

4 november 2021: Yad Vashem ceremonie
Op 4 november wordt de Yad Vashem onderscheiding postuum aan Jacoba uitgereikt in de Liberaal Joodse Synagoge in Amsterdam.

 

VERVOLG Hoofdstuk

Natuurlijk speelde bij dit alles haar natuurlijke bescheidenheid en sobere levenshouding een rol. Jacoba stond zich nergens op vóór. Wat haar betreft had ze simpelweg haar verzetstaak volbracht en er na de bevrijding over gerapporteerd op 23 juli 1945 aan de opperbevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten, Prins Bernhard

Zij bood Prins Bernhard een mooie Oorkonde aan, gemaakt door Max Nauta, met 90 namen van Groepsleden en hun codenummer. Bovendien bood zij de Prins een ‘Beknopt Verslag’ aan van 100 bladzijden met de verrichtingen van haar verzetsgroep. Dat verslag werd verder niet verspreid. Dat verslag was niet voor publicatie bestemd en werd alleen aan Groepsleden uitgereikt.

Had zij zich al in dit stadium meer kunnen profileren als markante verzetsvrouw? Dan had ze mogelijk eerder de plaats in de vaderlandse geschiedenis verworven, die haar toekomt. Maar dat was in 1945 voor vrouwen waarschijnlijk niet mogelijk en persoonlijke ambitie kende ze niet. Eer zocht ze niet. Haar motto was: ‘Ik heb gedaan wat ik moest doen’. Niet zij als een vrouw, maar een aantal verzetsmannen streken de meeste eer op. Na WO II verdween Jacoba uit beeld en met haar veel andere vrouwen die in de oorlog dapper verzet hadden geboden.

Jacoba werd pas zeventig jaar later aan de vergetelheid ontrukt en met haar: de code, het album, het schilderij en haar memoires.

Bij het terugvinden van de verborgen schatten en bij de reconstructie van haar geschiedenis, heeft ook het ‘toeval’ onmiskenbaar een handje geholpen. Immers dankzij een aantal regelrechte toevalligheden is de ene na de andere markante ontdekking gedaan en is uiteindelijk dit boek tot stand gekomen.

Waren er krachten in het spel dat het leven en werk van verzetsvrouw Jacoba en Groep 2000 gevonden en bekend gemaakt moesten worden?

Hoe Jacoba op de kaart kwam

In dit (laatste) hoofdstuk van het boek beschrijf ik wat er allemaal is gebeurd sinds Jacoba’s handgeschreven memoires in februari 2013 tevoorschijn kwamen; een vondst die het leven van mij en mijn vrouw Els compleet veranderde. Jacoba en de 150 leden van haar Groep 2000 trokken voorgoed bij ons in. Ze maken inmiddels al negen jaar deel uit van ons dagelijks bestaan.

Vooral de eerste twee Jacoba-jaren (2013 en 2014) waren voor ons turbulent. Steeds nieuwe ontdekkingen volgden elkaar in hoog tempo op.

We werkten anderhalf jaar keihard aan een leesbaar script, waarbij Trudy Admiraal een geslaagde eindredactie deed. Op 21 maart 2015 kwam het boek uit. Al een week ná de feestelijke presentatie in De Rode Hoed werd het in het TV-programma ‘De Wereld Draait Door’ door hun boeken-panellid Grietje Braaksma als ‘Boek van de Maand’ aangeraden. Braaksma hield een gloedvol vlammend pleidooi. De volgende dag ontstond er een run op de boekwinkels in het land en ’s avonds was de eerste oplage overal uitverkocht.

Het is nu niet meer voor te stellen, maar begin 2015 had in Nederland nog niemand gehoord van het bestaan van Jacoba van Tongeren. Alleen wij spraken er binnen onze familie- en kennissenkring vaak over. Zo hoorde ook een goede vriendin het verhaal en raakte onmiddellijk in de ban. Het boek was nog niet uit, dus maakte zij – geheel op eigen initiatief met wat zij er toen van ons van wist – een Wikipedia-pagina aan over Jacoba van Tongeren. In een mum van tijd verscheen er – over die gloednieuwe pagina – een Wikipedia-balk met de waarschuwende tekst: “Deze pagina is genomineerd voor verwijdering, aangezien er te weinig beschikbare onafhankelijke bronnen zijn die dit verhaal staven.”

Nu, zeven jaar later is de naam van Jacoba van Tongeren als markante Nederlandse verzetsvrouw wijd en zijd bekend.

Dit jaar verschijnt van haar boek de zevende druk.

Het vorige kalenderjaar (2021) was een absoluut Jacoba-top-jaar! Zo wijdde de NOS een documentaire geheel aan haar. Deze werd op 4 mei uitgezonden op Nederland 2, direct na de Nationale Herdenking op de Dam. In oktober werd haar standbeeld onthuld in Amsterdam en in november ontving zij postuum de Yad Vashem-onderscheiding als Rechtvaardige onder de Volkeren.


De zoektocht begint

Eigenlijk begint het Jacoba’s verhaal tijdens Kerstmis 2012. Terwijl wij genoten van de kerst dis stelden mijn oudste kleinzoons Thijn en Sies van Tongeren mij onverwacht een vraag:

Opa, waarom is jouw vader in de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s doodgeschoten en waarom is jouw opa in een concentratiekamp omgekomen?”

Met een schok realiseerde ik me dat ik mij mijn leven lang volkomen had afgewend van de familietragedie die zo’n immense impact op ons gezin had. Ik had me totaal afgesloten voor wat er in 1944 was gebeurd. Het was te pijnlijk, te zwaar om mee om te gaan.

Het was die ene vraag van Thijn en Sies die mij deed besluiten om (voor het eerst van mijn leven) de feiten onder ogen te zien. Ik vond dat mijn kleinzoons en kleindochters Van Tongeren, de vertegenwoordigers van de volgende generatie, recht hadden op een eerlijk antwoord, hoe pijnlijk ook. Dit is het verhaal.


Terug naar september 1944

Op vrijdag 8 september 1944 vorderde het Duitse leger, de Wehrmacht, mijn ouderlijk huis in Heemstede. Geheel onverwacht verscheen een legerwagen voor de deur en in een mum van tijd stonden er drie Duitse militairen in de huiskamer. Het was als het ware een overval.

Ons gezin van zeven personen (vader, moeder en vijf kinderen) bewoonde een prachtige ruime villa aan de Herfstlaan in Heemstede. De Wehrmacht had het oog laten vallen op ons riante huis en kwam de woning confisqueren om er een aantal hoge legerofficieren in onder te brengen. De bedoeling was ons, de bewoners, er simpelweg uit te gooien, en wel stante pede, zonder aankondiging en zonder enige uitleg.

Op het moment van de overval waren alleen mijn moeder en wij, de kinderen Van Tongeren, thuis. Ik herinner me er echter niets meer van, want ik was toen een peuter van twee en half jaar. Mijn broers waren

tien en elf, mijn zussen twaalf en dertien. Onze vader Herman van Tongeren jr. was op dat moment als enige afwezig. Hij was aan het werk, niet ver van ons huis, in zijn laboratorium.

Al snel na hun binnenkomst zagen de Duitse officieren een stapel verzetsbladen (van ‘De Patriot’) die nog verspreid moesten worden. En op de werkkamer van mijn vader troffen ze aan: een markant wandportret van onze grootvader Hermannus van Tongeren sr., afgebeeld in zijn functie van Grootmeester van de Vrijmetselaars. De Vrijmetselaars zijn een orde van bewust levende vrijdenkende mensen die proberen rechtvaardigheid na te streven en het goede te doen in het leven. De nazi’s daarentegen beschouwden de Vrijmetselarij als een volksvijandige organisatie. Vrijmetselaars moesten tijdens Hitler ’s regime vrezen voor hun leven.

Toen dit alles gebeurde, was onze grootvader Hermannus, de man van het portret, al 3,5 jaar dood. De nazi’s zagen hem als een politieke tegenstander van formaat. Hij werd al in oktober 1940 in Amsterdam aangehouden en gevangengezet, enkel en alleen omdat hij aan het hoofd stond van de Vrijmetselarij in Nederland.

Hermannus werden zijn medicijnen, die hij echt nodig had, onthouden. In maart ’41 werd hij naar een berucht Duits concentratiekamp, Sachsenhausen, niet ver van Berlijn op transport gesteld, deels op een open vrachtauto. Hermannus sr. stierf er eind maart ’41.

In ons huis in Heemstede ontdekten de overvallers het grote portret van Hermannus van Tongeren, in zijn functie als Grootmeester.

Ze legden het verband tussen vader en zoon. De Duitse politieke politie, de SD in Amsterdam, werd gebeld. De Sicherheitsdienst gaf onze moeder de opdracht om haar man te bellen met de opdracht onmiddellijk naar huis te komen. Even later werd vader thuis gearresteerd en na een korte ondervraging meegenomen voor verder verhoor. Tijdens een autorit werd hij kort daarop (ergens tussen Heemstede en Haarlem) door de SD uit de rijdende wagen gegooid en ontving hij een nekschot.

Herman stierf ruim een dag later. Vervolgens werden mijn moeder en wij, de vijf kinderen uit het huis gezet.

Deze gebeurtenissen hebben voor ons allen zeer bittere gevolgen gehad. Ons gezin viel uit een. De kinderen kwamen op verschillende adressen bij pleeggezinnen terecht. Onze moeder is kort na de oorlog psychisch ingestort. Elke vreugde in het leven was verdwenen. Al heel jong besloot ik me totaal af te sluiten voor de familietragedie.

Na een paar jaar werd ik opgevangen in het gezin van een oom en tante die liefderijk voor mij zorgden, maar gedurende mijn jeugd heb ik niets willen weten over wat er zich tijdens de oorlog had voorgedaan. Ook later, eenmaal volwassen geworden, sloot ik me af van het verleden. Wel nam ik het diepe innerlijk besluit om de wereld te willen verbeteren. Vanaf mijn studie en later in mijn beroep heb ik mijn leven vijftig jaar lang gewijd aan ontwikkelingssamenwerking en conflictpreventie. Zo heb ik o.a. een netwerk van vredesorganisaties wereldwijd opgericht. Ik trouwde met Els (1966) en samen kregen wij twee kinderen en vijf kleinkinderen.

Terug naar Kerstmis 2012 en die bijzondere ene vraag van mijn kleinzoons. Als een flits ging door mij heen dat ik er niet omheen kon! Het was onontkoombaar. Hoe lastig ook, ik besloot me te gaan verdiepen in het verleden en uit te zoeken wat er tijdens de oorlog was gebeurd met onze vader en grootvader. Daarbij besefte ik goed dat ík – naast mijn vier broers en zussen – de enige was die deze taak op me kon nemen. Ik was met mijn zeventig jaar de jongste van ons toenmalige gezin. Ik respecteerde dat bij de anderen elke zin, energie of ambitie ontbrak om deze uitdaging aan te gaan. Voor mij gold dat aanvankelijk net zo. Maar sinds Kerst 2012 en die ene vraag van mijn kleinzoons, kwam het voor mij plots anders te liggen. Ik zag het niet minder dan als mijn plicht om hun vraag nauwgezet te beantwoorden. En ik kón ’t doen. Ik was met pensioen. Mijn taken voor het wereldwijde vredesnetwerk waren afgelopen. Zo had ik alle tijd om mij te richten op het verleden. Ik besloot op zoek te gaan naar mijn familiegeschiedenis.


Bij het NIOD

Het duurde niet lang of er gebeurde iets uitzonderlijks en dat was op woensdag 13 februari 2013. Die dag bezocht ik het NIOD, het Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies in Amsterdam. Daar werd ik ontvangen door een vriendelijke medewerker. Ik noemde hem drie namen van mensen over wie ik meer informatie zou willen hebben: mijn vader Herman jr., mijn grootvader Hermannus sr., en tenslotte – en zeker niet als prioriteit! – mijn tante Jacoba, want ik wist dat ook zij in het verzet actief was geweest. Ik wist echter weinig van haar en was dan ook niet echt naar haar op zoek. De medewerker zei aan de slag te zullen gaan en bepaalde bronnen die het NIOD eventueel in huis had, op te gaan zoeken. Hij verzocht mij om zolang even plaats te nemen in de studiezaal en dat was geen straf. Want ik houd van boeken. Dus wandelde ik langs metershoge kasten vol honderden ordners en tijdschriften en boeken, allemaal oorlog-gerelateerd. Ik stond stil voor een wand met op ooghoogte een rij ordners zonder kafttekst of -titel. Een groot aantal witte mappen, elk slechts voorzien van een nummer. Plotseling werd mijn aandacht getrokken door één van deze mappen. Haast onweerstaanbaar! Het leek alsof iets of iemand me opdroeg om die ene ordner uit de rij pakken. Ik trok de bewuste map (nr. 185 H) naar me toe, sloeg hem open, keek en raakte met stomheid geslagen. Op de allereerste pagina’s las ik wel tien keer de namen van mijn grootvader Hermannus en zijn dochter Jacoba. Het betrof een beschrijving hoe de verzetskrant Vrij Nederland was opgericht in 1940. En hoe VN in de loop van de bezetting uitgroeide tot eén van Nederlands meest invloedrijke illegale kranten. Mijn grootvader en tante bleken diep met deze geschiedenis verbonden te zijn en daar wist ik helemaal niets van! Mijn verbazing was natuurlijk extra groot omdat ik die ordner er volstrekt willekeurig had uitgepikt. Maar er was nog méér. Onderaan de vierde bladzijde zag ik een voetnoot staan. Daar stond, geschreven in kleine lettertjes: “Gegevens (….) zijn afkomstig uit de ongepubliceerde memoires van J.J. van Tongeren (1966), gedeponeerd in de bibliotheek van de Orde der Vrijmetselaren te Den Haag.”

Ik was verbijsterd! Jacoba was al bijna vijftig jaar dood en niemand in onze familie die wist dat zij (die overleed in 1967) haar memoires had achtergelaten.

Op hetzelfde moment dat Paul deze ontdekking deed bij het NIOD in Amsterdam, ruimde Els in Bilthoven een boekenplank op. Een boekje viel uit de boekenkast. Toen ze dat opensloeg, bleek er artikel in te staan over grootvader Herman van Tongeren, zijn rol in het verzet en dat hij in KZ kamp Sachsenhausen was omgekomen. Els had dit boekje nooit eerder gezien. Dat dit op hetzelfde moment gebeurde, deed Els beseffen, toen Paul thuiskwam en vertelde wat hem was overkomen, dat er een groot gezamenlijk project aankwam.


Bij de Vrijmetselaren
 

Een week later gingen Els en ik naar Den Haag, naar het Cultureel Maçonniek Centrum, het archief van de Vrijmetselaren. Ik betrad het gebouw in hoopvolle verwachting, maar ook met enige twijfel. Immers de Orde van Vrijmetselaren (opgericht in 1717) fungeerde al eeuwen als broederschap, een club van mannenbroeders. Zouden zich in hun historische archief de memoires van een vrouw bevinden? Van iemand die op grond van haar geslacht nooit en te nimmer deel had mogen uitmaken van hun Orde?

De bibliothecaris kon de memoires van Jacoba van Tongeren in eerste instantie niet vinden. Hij maakte ons tegelijk duidelijk dat het haast had het document snel te vinden, aangezien het hele archief binnenkort elders zou worden opgeslagen, in verband met een toekomstige algehele verhuizing! Het bleek dus allemaal niet zo eenvoudig. Maar na enig aanhoudend en tamelijk lang zoeken, haalde de bibliothecaris dan toch, vanuit een diepe archiefkast, een stoffig mapje met een rood lint er omheen tevoorschijn. Het stof van vijftig jaar sloeg me in het gezicht toen ik het open maakte. Het bleek vele handgeschreven vellen papier, A-4 formaat, te bevatten (wel geteld: driehonderddertig!), een verzameling persoonlijke brieven van Jacoba – geschreven in de jaren zestig – gericht aan dominee Alje Klamer (1923 – 1986). Jacoba’s brieven hadden daar in Den Haag bijna vijftig jaar lang op mij liggen wachten.


Waarom Jacoba haar memoires schreef

Jacoba’s gezondheid was voor de oorlog al kwetsbaar geweest. Ze had als jonge vrouw gekampt met levensbedreigende pericarditis die haar hart ernstig had aangetast. Ze had zeven jaar gekuurd in het houten buitenhuisje van haar ouders, in Groenekan, bij Utrecht. Met grote krachtsinspanning had ze haar ziekte overwonnen en in 1940 werkte ze in Amsterdam als kerkelijk maatschappelijk werkster.

Als verzetsleider hield zij zichzelf overeind. Maar na de bevrijding, toen ze kon ontspannen na de inspanning, stortte ze in en stak haar ziekte weer de kop op. Ze kampte voortdurend met zuurstoftekort, ademen deed pijn en zij verzwakte zo, dat zij meer en meer het bed moest gaan houden. Omdat de schone lucht buiten de stad haar kennelijk goed deed, verhuisde ze begin vijftiger jaren vanuit Amsterdam naar een klein buitenhuis in Bergen (Noord-Holland). Daar, vlak bij zee en strand, werd ze van dag tot dag liefderijk verzorgd door haar levensvriendin Nel Wateler. Vanwege haar chronische gebrek aan energie raakte ze stilaan geïsoleerd. Zo lag ze dag in dag uit op bed, ontving maar zelden bezoek en dit nooit lang, Anders werd het te vermoeiend voor haar. Ik herinner me dat ik als student mijn tante heel af en toe ging opzoeken in Bergen. Daar lag ze op bed aan de zuurstof, mager en oud.

Zij vroeg naar mijn studie en ook vertelde zij over de oorlog, maar mij boeide het helemaal niet.

Dat lag aan mij. Ik wilde immers niets te maken hebben met het verleden. Na een half uur was het weer tijd om te gaan. Toen Jacoba overleed, was zij voor mij in feite nog steeds een onbekende.

In de jaren vooraf aan haar dood heeft Jacoba op haar ziekbed veel liggen tobben en piekeren. Hier schreef ze ook over aan haar

bevriende dominee Klamer. Zo was ze er oprecht van overtuigd, dat ze tijdens de bezetting in het verzet onvoldoende had bereikt. Ze meende met name te weinig mensen te hebben gered. Ze had naar eigen zeggen te weinig Joden in veiligheid gebracht. En ze voelde zich diep schuldig aan de fusillade op 12 maart 1945, waarbij dertig onschuldige mensen waren gefusilleerd. Het was haar falend leiderschap geweest, waardoor die ramp had kunnen gebeuren, zo schreef ze.

Ze had zich in wanhoop gewend tot de bekende radio-dominee Alje Klamer, de omroeppastor van de IKON (de Interkerkelijke Omroep Nederland). Zij spraken regelmatig per telefoon. Ze correspondeerden per brief. Klamer gaf Jacoba het advies haar zorgen van zich af te schrijven; dat is ze ook gaan doen. Vanaf 5 juni 1964 schreef zij eerst een aantal persoonlijke brieven aan hem, waarna ze is begonnen met naar hem toe feitelijk en heel gedetailleerd te beschrijven hoe ze Groep 2000 had geleid.

Jacoba overleed in 1967.

Ds. Klamer realiseerde zich dat Jacoba’s levensverhaal en haar beschrijving van het verzet van groot historisch belang konden zijn. Hij bedacht dat haar persoonlijke en waardevolle brieven niet in een archiefmap van de IKON mochten verdwijnen. Omdat Klamer op de hoogte was van de sterke band tussen Jacoba en haar vader de Grootmeester, stuurde hij alle brieven al in 1965 naar de Vrijmetselarij. Het was natuurlijk een uitstekende gedachte van hem dat deze correspondentie bewaard moest blijven. Klamer verkeerde in de overtuiging dat de Vrijmetselaars het belang zouden inzien van dit unieke verslag van het verzetswerk van hun voormalige

Grootmeester Hermannus van Tongeren en zijn dochter. De beheerders van het Cultureel Maçonniek Centrum stopten Jacoba’s brieven echter diep weg in hun archief, waaruit ze anno 2013 na enig speurwerk gelukkig ongeschonden tevoorschijn kwamen.

Het mapje met de driehonderd bladzijden had daar dus bijna vijftig jaar lang vrijwel onaangeroerd gelegen. In al die tijd blijkt slechts één iemand de Herinneringen ook te hebben gezien. Dat was in 1985 toen onderzoeker Paul Koedijk haar brieven raadpleegde i.v.m. de Van Randwijk-biografie. Koedijk en journalist Gerard Mulder hadden een jaar eerder van De Weekbladpers de opdracht gekregen een biografie van Henk van Randwijk te schrijven en wel ter gelegenheid van het 45-jarig jubileum van Vrij Nederland. Deze biografie (‘H.M. van Randwijk’ (1988) is de enige boekpublicatie die melding maakt van Jacoba’s memoires (blz. 783/785). Haar memoires worden nog op één plek genoemd, namelijk bij het NIOD in map 185 H, die ene ordner die ik ooit uit de kast trok. In hun boek besteden Mulder en Koedijk ook enige aandacht aan het conflict van Van Randwijk met juffrouw 2000. Henk van Randwijk typeert zijn tegenspeler Jacoba van Tongeren als“… dat mens van 2000 dat mijn leven zuurder maakt dan de Gestapo!”(blz. 424)


Marjan Schwegman, directeur NIOD, onze voornaamste adviseur 

In de lente van 2013 stuurde het archief van de Vrijmetselarij ons de driehonderddertig kopieën van al Jacoba’s dicht op elkaar geschreven bladzijden op A-4 formaat. Mijn vrouw Els en ik begonnen haar brieven te lezen. Het begin ging vooral over haar gevoel van wanhoop, dat ze te weinig had gedaan, te weinig mensen had kunnen redden. Het was een smeekbede aan God.

Het was een beschrijving van het zware leven dat ze als kind had geleid en aansluitend daarop een gedetailleerde beschrijving van haar verzetswerk. Hoewel haar schrijfstijl boeiend was en zij ons raakte met haar unieke menselijke verhaal, vroegen wij ons af:

Wie is hier vijfenzeventig jaar na de oorlog nog in geïnteresseerd?”

Was wat zij schreef werkelijk belangrijk? Het zou veel tijd en energie kosten om de driehonderddertig bladzijden tot een boek te bewerken. Was dat alles wel de moeite waard? Met deze vraag wendden wij ons tot de toenmalige directeur van het NIOD, Marjan Schwegman.

Haar antwoord was een volmondig en bevestigend ‘Ja’! Zij was zeer onder de indruk van wat wij vertelden over de Herinneringen van Jacoba en bevestigde naar ons toe dat de geschriften van Jacoba belangrijk waren. Dit is in beknopte vorm wat Schwegmans eerste indruk was.

Ze noemde het hoogst uitzonderlijk dat de leider of leidster zelf van binnenuit beschrijft wat een verzetsgroep heeft gedaan. Bovendien waren Jacoba en haar Groep 2000 geheel onbekend gebleven.

Schwegman achtte het frappant dat verzetsvrouw Jacoba, met als camouflage het kerkelijk maatschappelijk werk, ‘gewoon’ haar baan is blijven vervullen. Ze oordeelde het interessant, dat bij Jacoba het legale én het illegale werk elkaar raakten. Ze noemde het bedenken en inzetten van de code volstrekt uniek! En zij zag nog meer uitzonderlijke aspecten aan Jacoba’s verzetswerk. Zo noemde zij het aantal van 4.500 onderduikers heel hoog voor een Nederlandse verzetsgroep. Ook bijzonder noemde zij het feit dat Groep 2000 zoveel verschillende activiteiten bleek te hebben ondernomen. Daarnaast was de morele toetsing van het verzetswerk die de groep van Jacoba hanteerde, wat Schwegman betreft, uitzonderlijk.

Maar wat de directeur van het NIOD met name van groot belang achtte aan deze ontdekking, was dat wij hier te maken hadden met een markante vrouwelijke leider van een grote verzetsgroep. Schwegman vertelde ons dat er anno 2013 nog zo weinig bekend was over vrouwelijke verzetsstrijders. Zijzelf had er in 1980 al een doctoraalscriptie over geschreven met de titel: ‘Het stille verzet; vrouwen in illegale organisaties, Nederland 1940-1945’.

Dus bij haar waren we helemaal aan het goede adres!

Aangemoedigd door de visie en het enthousiasme van Marjan Schwegman, zetten Els en ik ons thuis in Bilthoven pas goed aan het lezen van de driehonderd handgeschreven bladzijden. Maar dat viel ons ondanks Jacoba’s fraaie handschrift, bepaald niet mee.

Wij verzochten onze dochter Merit om alle teksten voor ons uit te typen.

Dat was geen geringe klus en we waren elke keer weer blij als Merit een volgende getikte brief opleverde. Vanaf toen verliep het leesproces bepaald beter en wij geraakten er steeds beter in. Sommige passages waren erg schokkend of ontroerend, bijvoorbeeld die waarin Jacoba beschreef hoe mijn vader was weggevoerd en doodgeschoten. We lazen hoe Jacoba op de fiets naar Heemstede kwam om hem naar het ziekenhuis te brengen en hoe zij later de begrafenis moest regelen. Ze schreef hoe de top van het Amsterdamse verzet haar ronduit verbood om zelf naar de uitvaart van haar vader te gaan. Zij werd immers gezocht door de nazi’s. Het was beter dan zij zich daar niet zou vertonen. Jacoba schreef over haar afwezigheid op de begraafplaats:

“… en dus paste ik op Paultje…”. Toen we op deze woorden van mijn tante stuitte: … en dus paste ik op Paultje…”, schoten we vol.

Ik ervaarde deze zin als bijzonder aangrijpend. Nog nooit had ik verband gezien tussen mij en de dood van mijn vader. Ik was een jochie van twee toen mijn vader werd vermoord en terwijl mijn moeder, broers en zussen naar zijn begrafenis toe waren, paste Jacoba op mij.

Els en ik waren diep ontroerd door deze en andere emotionele passages.

Al lezend stuitten we ook op bepaalde familiegeheimen waarvan niemand in onze familie het bestaan kende. Zo bleek de onderlinge band tussen de kleine Jacoba en haar moeder op zijn zachtst gezegd moeizaam. Het ging ook over de moeilijke relatie die Jacoba als kind had met haar oudere broer en zus. We ontdekten dat zij van haar 6e tot haar 13e (zeven jaar lang!) samen met haar vader in het oerwoud van Sumatra had geleefd, waar hij als kolonel der Genie een brug aanlegde. Hermannus de militair voedde zijn dochtertje op als een soldaat en leerde haar vooral discipline en verantwoordelijkheidsgevoel, wat haar later heel goed te pas kwam toen ze een verzetsgroep leidde.

Intussen toonde Marjan Schwegman zich intens betrokken. Ze was enorm blij met de ontdekking van verzetsvrouw Jacoba en haar Groep 2000. Zij was zeer behulpzaam bij het duiden van bepaalde begrippen en voorzag ons zo goed mogelijk van commentaar. Later in 2015 zou ze de feestelijke boekpresentatie in De Rode Hoed aanzien en gestalte geven met een schitterende lezing. Met haar artikelen en lezingen in het hele land droeg zij in de jaren die volgden enorm bij aan het bekendmaken en verspreiden van Jacoba’s werk en nalatenschap.


Op zoek naar Jacoba’s Groepsleden

Dat Jacoba wel twintig jaar na de oorlog en liggend op haar ziekbed haar vele herinneringen zo gedetailleerd wist op te schrijven, dankte ze aan zichzelf, namelijk aan haar talloze dagboeken. Ze moet er gedurende haar leven vele tientallen hebben volgeschreven. Al als tienermeisje schreef ze dagelijks bladzijden vol over haar belevenissen. En ze is altijd blijven schrijven, zowel in goede als in slechte tijden. Bij het schrijven van haar memoires kwamen haar oudste dagboeken uit Indië, maar ook die uit het Amsterdam van vóór, tijdens en ná de oorlog, goed van pas.

Vanaf het moment dat ze als jonge vrouw een cursus ‘steno’ had voltooid, schreef ze haar dagboeken in steno, de handmatige snel-schrijf-taal, ooit handig voor 19e en 20e -eeuwse secretaresses en hun kantoorwerk. De driehonderd bladzijden met brieven aan de dominee had ze weliswaar volgeschreven in een goed leesbaar handschrift, toch soms kon onze dochter Merit er geen wijs uit worden. Dit lag niet zo zeer aan de leesbaarheid, maar aan de vele getallen die Jacoba gebruikte wanneer ze schreef over groepsleden of onderduikers. We waren gestuit op haar geheimtaal en begrepen er aanvankelijk niets van.

Tijdens de Duitse bezetting noemde niemand binnen Jacoba’s verzetsgroep de ander bij naam. Men kénde elkaars namen niet eens! Alleen Jacoba zelf was op de hoogte van ieders ware identiteit. Van haar vader , de militair, had ze het principe van coderen geleerd: hoe zij letters in cijfers kon veranderen. Hermannus sr. beschreef de nazi-bezetter naar Jacoba toe als een gevaarlijke tegenstander en voorzichtigheid en veiligheid gingen voor alles. Jacoba vertelt er in haar memoires over hoe ze haar persoonlijke militaire code bedacht, zittend in het Vondelpark op een bankje en schrijvend met een stokje in het grind (zie blz.127). Zelf had ze als schuilnaam ‘2000’ gekozen,

de twintigste letter van het alfabet is de T. Zij instrueerde haar Groepsleden elkaar als vanzelfsprekend aan te spreken met de codecijfers.

Opvallend is dat Jacoba ook na de bevrijding gewoon is doorgegaan met het gebruiken van cijfers in plaats van namen, zelfs in haar dagboeken en memoires van de jaren zestig. Ze had de code-cijfers voor haar Groepsleden, zoals ze dat in steno in haar dagboek had gezet, ook weer gebruikt in de brieven aan ds. Klamer. Maar wie bedoelde ze met die cijfers? Dat was ons eerst een raadsel.

Op een gegeven moment legden wij het verband met de Oorkonde (blz 13 in het boek over Jacoba). Die prachtige Oorkonde, waarop wel negentig namen en nummers van Groepsleden staan vermeld, had Jacoba in juli 1945 plechtig aangeboden aan Prins Bernhard. Hierdoor beschikten we over vele (tientallen) namen en nummers van Groepsleden. Echter, op dat moment zeiden namen als Reitema, Stiggelbout en Mouthaan ons nog helemaal niets. Maar al snel realiseerden we ons, dat het boek niet alleen over Jacoba moest gaan, maar zeker ook over alle honderdvijftig leden van Groep 2000 die tot dan onbekend waren gebleven.

En zelfs toen steeds meer namen tevoorschijn kwamen, bleef wat betreft Jacoba’s verzetswerk, nog veel onduidelijk. Om Jacoba’s teksten beter te kunnen begrijpen en vooral ook om haar honderdvijftig Groepsleden een gezicht te geven, besloten we medio 2013 op zoek te gaan naar de verhalen van de individuele mensen die schuilgingen achter hun codenummer. Als ware detectives!

Het bleek niet eenvoudig om zo veel geheel onbekende oud-verzetsstrijders te traceren en dit vijfenzeventig jaar na de oorlog. Slechts in een paar gevallen duurde de zoektocht maar kort. Negen Groepsleden die tijdens de oorlog waren gefusilleerd door de nazi’s, bleken begraven te liggen op de Eerebegraafplaats in Bloemendaal. In het gedenkboek over die begraafplaats, van Peter Heere en Arnold Vernooij (2006), konden we hun biografieën vinden. Om de ontbrekende Groepsleden te traceren, bleek minder gemakkelijk. Maar opnieuw bepaalde het geluk ons lot.

Kees Reitema, de rechterhand van Jacoba, was ná de oorlog veertig jaar lang werkzaam voor de Stichting 1940-1945. Nederlanders die tijdens de Duitse bezetting aan het verzet hadden deelgenomen en daardoor ziek waren geworden (of hun nabestaanden) konden in aanmerking komen voor een zg. Buitengewoon Pensioen, dat werd uitbetaald door de Stichting. Kees Reitema werkte voor deze instelling als districtsdirecteur en na zijn pensionering als bestuurslid. In zijn werkkamer hing het markante schilderij van Jacoba van Tongeren (geschilderd door Groepslid Max Natuur, 1945).

Omdat Kees Reitema een belangrijke rol bij de Stichting 1940-1945 had vervuld, en ook omdat zijn zoon Frans er acht jaar werkzaam was, gaven de Raad van Toezicht en directie van de Stichting 1940-1945 toestemming aan Frans Reitema om de verzetsdossiers van Groepsleden in te zien. Frans heeft dat voortreffelijk gedaan en schreef ca. veertig bio’s.

Die zoektocht naar nazaten van Groepsleden bleek zeer dankbaar werk. In de meeste gevallen wisten de familieleden van een Groepslid niet eens dat hun vader of moeder, dan wel opa of oma, in het verzet had gezeten en als ze dat nog wel wisten, hadden ze meestal geen flauw idee wat dat verzetswerk inhield. De nazaten die we spraken waren vaak ontroerd om dit vijfenzeventig jaar na de oorlog, te mogen horen.

We vroegen elke familie steevast een foto bij de bio te plaatsen.

De eerste druk bevatte 85 biografieën. Anno 2022, in de zevende druk, hebben we er nu 130 ! Dat we dit aantal zouden halen, hadden we nooit gedacht. Wij vinden het uitzonderlijk en prachtig dat van een verzetsgroep zoveel individuele leden met een biografie beschreven en erkend worden.

Bij de uitreiking van het eerste exemplaar van het boek door Job Cohen aan burgemeester Eberhard van der Laan in de Rode Hoed op 21 maart 2015, waren zo’n tweehonderd nazaten aanwezig. Zij genoten zichtbaar van de waardering en erkenning die Eberhard van der Laan uitsprak naar hun voorouder. Ook bij de onthulling van het standbeeld van Jacoba in Amsterdam op 10 oktober 2021, waren ruim tweehonderd (deels weer andere) nazaten aanwezig.


Extra impuls voor zoektocht

In het voorjaar van 2021 kwam de 6de druk van het boek over Jacoba uit, met o.a. zes nieuwe bio’s. We besloten dat jaar een extra zoektocht te ondernemen opdat (vooraf aan de onthulling van Jacoba’s standbeeld) nog zoveel mogelijk nazaten van Groepsleden konden worden opgespoord en aanwezig konden zijn bij de onthulling op 10 oktober. De man die bij deze zoektocht het voortouw nam, is Dimitri Gazan, tevens initiatiefnemer van het Neerlandsch Verzetsmonument.

Zie: www.neerlandschverzetsmonument.nl

Dankzij Dimitri zijn er in 2021 nog nazaten opgespoord van zo’n vijftien Groepsleden. Dit zijn compleet nieuwe contacten.

In de vernieuwde 7e druk, die begin ’22 uitkomt, zijn ca. 25 nieuwe Bio’s opgenomen.


Op zoek naar de codesleutel

Terwijl we al volop aan het boek schreven, werden we steeds nieuwsgieriger naar de codesleutel. Hoe zat die in elkaar? Zouden we die nog kunnen vinden?

Zou de enveloppe met het velletje papier waarop Jacoba de sleutel had genoteerd (in 1941) zeventig jaar na dato überhaupt nog wel bestaan? Of was het kleinood verloren gegaan in de hectiek van de nadagen van de oorlog? Het is maar goed dat wonderen bestaan.

Op een dag in 2014 deed ik in de bibliotheek van het NIOD-onderzoek naar Groep 2000. Ik was bezig de laatste hand te leggen aan de tekst voor Jacoba’s boek (de eerste druk). Een medewerker van het NIOD kwam naar me toe met een document dat wellicht interessant kon zijn. Het bleek te gaan om een brief uit 1995, geschreven door groepslid Kees Reitema (1920 – 2003) en gericht aan historicus Kees Schulten, die in die tijd directeur bij het NIOD was. De nogal lange brief maakte deel uit van het archief van deze oud-directeur. Ik begon te lezen. Reitema reageerde naar Schulten toe op diens net uitgekomen publicatie over de geschiedenis van het verzet. Plotseling trok eén bepaalde tussenzin mijn opperste aandacht. Daar schreef Kees Reitema: ‘… die code, die ik trouwens nog in bezit heb…’ Ik voelde grote blijdschap en kwam onmiddellijk in actie. Ik belde zoon Frans Reitema, die me toen al reusachtig hielp met het schrijven van biografieën.

Ik vroeg hem of zijn moeder nog altijd in hetzelfde huis woonde. Ja, dat kon Frans bevestigen, maar hij voegde eraan toe dat dat niet lang meer zou duren. Zijn moeder stond op het punt om te verhuizen. Hierop vertelde ik Frans wat ik had gelezen in een brief van zijn vader. De kans was groot dat de Code zich nog ergens in zijn ouderlijk huis moest bevinden. Ik drukte Frans op het hart samen met zijn moeder zo gauw mogelijk te gaan zoeken.

Het waren de weken voorafgaand haar verhuizing, dat mevrouw Jeanne Reitema haar boekenkast doorzocht. Plank na plank en boek na boek. Zij sloeg ieder boek open. En ja hoor, plotseling kwam vanuit een boek een klein wit envelopje rollen. Daarin bevond zich een velletje papier met daarop Jacoba’s schematische tekening van haar code. Rechtsboven in de hoek van het blaadje stond geschreven: 1802, het codenummer van Kees Reitema. (zie blz 341 van het boek over Jacoba) Toen Frans tenslotte haar zolder ontruimde, trof hij ook nog een oude koffer aan met daarin een deel van het archief van Groep 2000 (op blz 90 t/m 101 van het boek zijn foto’s uit het album opgenomen)


Jacoba’s portret

Het was in de tachtiger jaren dat ons nichtje Joan van Tongeren (de dochter van mijn oudste broer Herman) liet weten dat zij een baan als maatschappelijk werkster had bij de Stichting 1940-1945. Daar had zij een prachtig portret van onze tante Jacoba zien hangen. Ze had er later zelfs een foto van gemaakt die ze me toestuurde. Ik schonk er nauwelijks aandacht aan. (De tijd was kennelijk nog niet rijp!) Pas jaren later (in 2013), toen mijn late zoektocht naar het verleden op gang gekomen was, herinnerde ik me ineens Joan en de foto die ze ooit maakte bij de Stichting 1940-1945.

Toen ben ik Jacoba’s portret gaan zoeken in het kantoor van de stichting. Toen ik ervoor kwam te staan, werd ik gelijk betoverd door de kracht en de schoonheid ervan. Ik wist daar ter plekke dat ik met het schilderij van Max Nauta de illustratie op de voorkant van het boek had gevonden.

Max Nauta (1896 – 1957) was vrijmetselaar en een bekend portretschilder. Hij legde voor de oorlog het portret van koningin Wilhelmina vast op het linnen doek en na de oorlog maakte hij portretten van koningin Juliana en Winston Churchill. Hij ontwierp de oranje armband met het groepsembleem en ook de Oorkonde die Jacoba aan opperbevelhebber Prins Bernhard aanbood.

Toen najaar 1945 in het Rijksmuseum een expositie werd gehouden met werken van ‘ondergedoken kunstenaars’, besloot Nauta aandacht te vragen voor de vrouw in het verzet. Na lang aandringen van zijn kant, stemde Jacoba er mee in te poseren voor Nauta. Het resultaat was verbluffend. Max Nauta schilderde een indrukwekkend portret van Jacoba in haar functie van markant verzetsleider.

Het bestaan van dit schilderij was bij kunstkenners lang niet bekend, aangezien het niet was gecatalogiseerd. Aanvankelijk hing het schilderij in de werkkamer van Kees Reitema bij stichting 1940-1945, en het is op een moment door Jacoba aan de stichting gegeven.


Jacoba’s Album

Tijdens de oorlog had Jacoba niet alleen haar vader en haar broer verloren, maar ook een aantal mede-verzetsstrijders als Gerrit Jan van der Veen, Henk Dienske, Rudi Bloemgarten en Walraven van Hall, allen mannen die haar zeer dierbaar waren. Zij had echter in die hectische oorlogsomstandigheden niet of nauwelijks tijd gehad om te rouwen. De nazi-bezetting duurde maar voort en Jacoba wijdde zich van dag tot dag aan de zorg voor de duizenden onderduikers die van voedselbonnen moesten worden voorzien. Met de bevrijding brak voor haar eindelijk een tijd van rouw aan. Ze besloot om een speciaal album te wijden aan hen die waren weggevallen en hen eervol te gedenken. Ze schreef persoonlijke herinneringen aan haar gestorven familieleden en vrienden. Omdat ze dol was op bloemen, knipte zij uit bloementijdschriften en -catalogi plaatjes uit, waarmee zij de bladzijden van het album verluchtigde en versierde. Het album hielp haar enigszins het leed te verwerken.

Begin jaren zestig toen Nederland nog steeds aan de wederopbouw werkte en de oorlog bijna twintig jaar geleden had plaats gevonden, achtte de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) de tijd rijp om aandacht te besteden aan de Duitse bezetting en de geschiedenis. Men gaf historicus Lou de Jong en regisseur Milo Anstadt de opdracht een TV-serie te produceren over Nederland tijdens de 2e Wereldoorlog. De serie werd uitgezonden bij de NTS in 21 delen (en herhalingen) tussen mei 1960 en mei 1965. Lou de Jong was de presentator.

Het was tijdens een van die jaren dat Jacoba werd benaderd door voormalige groepsleden die het zeer betreurden dat zij (Jacoba) en haar Groep 2000 in geen enkele uitzending van De Bezetting ook maar één maal waren genoemd. Het was alsof Groep 2000 niet had bestaan, alsof de bijdrage van Groep 2000 aan de gerechtigheid en de vrijheid er niet toe deed.

En om zich niet in de vergetelheid te laten drukken en haar eigen verhaal te vertellen, besloot Jacoba alsnog een boek te schrijven.

Een intekenlijst hiertoe, verspreid via de kanalen van de Vrijmetselarij, leverde echter onvoldoende financiële middelen op.

Jacoba – als zo vaak – liet zich niet uit het veld slaan. Ze besloot om naar buiten te treden om haar zegje te doen, iets waar ze anno 1945 voor gewaakt zou hebben. Op 22 mei 1965 verscheen in dagblad Trouw een vraaggesprek met Jacoba waarin ze vertelde dat ze werkte aan een boek over haar leven en verzetswerk. Ze liet daarbij haar herinnerings-album zien. Een foto van het Album stond bij het artikel afgedrukt in de krant. (zie: blz 104 van het boek over Jacoba).

Via het archief van het NIOD kreeg ik in 2013 het Trouw-interview van mei ’65 in handen. Zo vernam ik van het bestaan van ‘Het Album’ zoals Jacoba het noemde en dat ik zo bijzonder graag eens zou inzien.

Ik begon het overal te zoeken, maar vergeefs. Waar was het album gebleven? Niemand had het. Ik liet me zelfs door de Alkmaarse Courant, een regionaal Noord-Hollands dagblad, interviewen, compleet met een foto van Jacoba erbij. Wie kende haar? Wie kon me vertellen waar Het Album was? Dit alles leverde niets op. Ik kampte met een deadline. Binnen een maand moest ik het manuscript (voor de eerste druk) bij de uitgever afleveren. De hele situatie vroeg om (alweer) een wonder.

Om een laatste poging te wagen, spitte ik alles wat ik aan artikelen in publicaties van de Vrijmetselaars bezat, nog eén keer door. Tot mijn verbazing en blijdschap vond ik in een editie van het vrijmetselaars-weekblad AMT (Algemeen Maçonniek Tijdschrift) van april 1983, een artikel geschreven door Bote de Boer over Hermannus van Tongeren als financier van de illegaliteit. Daarin trof mij alweer een tussenzin! De Boer schreef: “… dat Album, dat zich ook in de Orde Bibliotheek bevindt…” Vol verwachting meldde ik mij opnieuw bij het archief van de Vrijmetselaren in Den Haag. Maar helaas, het album bleek niet te zijn gearchiveerd. De archivaris gaf mij dan ook weinig kans het te vinden. Vooral ook omdat het archief binnenkort voor jaren in de opslag zou gaan, in verband met de op handen zijnde verhuizing. Was het album nu niet te vinden, straks al helemaal niet.

Een vrijwilliger van het archief stond erbij terwijl ik mijn verhaal vertelde. Deze onbekende – een man van mijn leeftijd – sprak mij aan. Hij bleek net als ik een oorlogsverleden te hebben. Hulpvaardig bood hij aan om nog even verder te zoeken voor mij. Want het was mij als buitenstaander niet toegestaan om zelf op zoektocht te gaan binnen hun archief. Ik mocht plaatsnemen en wachten.

Na enige tijd keerde de man bij mij terug. Hij vertelde dat hij tal van archiefdozen met betrekking op Grootmeester Hermannus van Tongeren had doorgenomen. In eén bepaalde doos met daarin mijn grootvaders verslag van zijn reis als Grootmeester door Nederlands-Indië anno 1936/1937 trof hij een loze ruimte aan. Hij had zijn hand er ingestoken en… Hij bood mij Jacoba’s Album aan. ’t Zoveelste wonder!


Boekpresentatie 21 maart 2015

Op 21 maart 2015 werd in de Rode Hoed in Amsterdam het boek over Jacoba en Groep 2000 gepresenteerd. Job Cohen, Voorzitter van het Amsterdams 4 en 5 mei comité bood het aan aan burgemeester Eberhard van der Laan in aanwezigheid van 400 mensen, waaronder 200 nazaten van Groepsleden.

Marjan Schwegman hield een prachtige lezing over Jacoba.


De onderbelichte rol van de vrouw in het verzet

Direct na de bevrijding claimden vooral mannen dat zij het verzetswerk hadden gedaan. Het beeld ontstond dat verzet werd gedaan door stoere mannen die in knokploegen zaten, overvallen pleegden en aan sabotage en spionage deden. Het stoere karakter van bijvoorbeeld ‘Soldaat van Oranje’ domineerde de beeldvorming. Geholpen door ook historici die dat werk en die mannen vooral beschreven.

De rol van vrouwen werd vaak versmald tot die van koerier of licht ondersteunend verzetswerk. Allemaal ook minder spectaculair. Ook de hulp aan onderduikers kreeg niet de aandacht die het verdiende.

Tegen het einde van de oorlog leefden in Nederland ca. 350.000 in onderduik. Hulp bieden aan schuilende mensen was levensgevaarlijk werk, waar je de doodstraf voor kon krijgen.

Maar in de 20e eeuw kreeg de rol van vrouwen weinig aandacht.

Pas in de 21ste eeuw, ruim vijftig jaar na de oorlog, is er aandacht gekomen voor de rol van de vrouw in het verzet.

Na het uitkomen van het boek in maart 2015, werd er in meerdere (hoofd-) redactionele commentaren gevraagd om meer aandacht voor de rol van vrouwen in het verzet. Zo nodigde dagblad Trouw Marjan Schwegman uit haar prachtige lezing tijdens de boekpresentatie voor de krant samen te vatten, met focus op de rol van vrouwen. Schwegmans essay verscheen in Trouw op 18 april 2015 onder de titel: “Hoe vrouwen uit het verzet verdwenen.”

Wat een geluk voor ons dat uitgerekend zij, Marjan Schwegman, de vrouw die reeds jaren eerder (in 1980) haar doctoraalscriptie wijdde aan ‘Vrouwen van Verzet’, de NIOD-directeur was tijdens onze allereerste Jacoba-jaren. Dat juist Schwegman ons voortdurend kon aanmoedigen en steunen., kort na het verschijnen van het boek, was van groot belang: Marjan ging in 2016 met pensioen. Jacoba kwam precies op tijd!

In 2021 zond de NOS een documentaire uit over Jacoba. Wij hebben er toen sterk op aangedrongen om ook andere verzetsvrouwen te portretteren, wat is gebeurd.

En dat drie opeenvolgende Amsterdamse burgemeesters, Job Cohen, Eberhard van der Laan en Femke Halsema, publiekelijk zeer lovend over Jacoba spraken, beschouw ik als een erkenning van Jacoba en van alle vrouwen van verzet.


In voetnoot:

Het Noord Hollandsarchief organiseerde eind 2021 een tentoonstelling over ‘Vrouwen in Verzet’.

In de loop van 2023 zullen Agnes Cremers en Mark Bijlsma van ‘Van Gisteren Nu’ een boek uitbrengen over De vrouw in het verzet.

De Bonnenkoningin, 2015/2016

Begin 2015 nodigde Loes Mulders van het 4&5 Mei Comité Weteringschans Karel Baracs, de Stadsverteller van Amsterdam, uit een schoolvoorstelling over Jacoba te maken. Het bleek een gouden greep. In april van dat jaar werd ‘De Bonnenkoningin’ voor het eerst opgevoerd voor de groepen 7 en 8 van de openbare basisschool ‘De Kleine Reus’, gelegen vlakbij het Weteringplantsoen.

Het was prachtige voorstelling, die diepe indruk maakte op de leerlingen. Tijdens het nagesprek dat Karel leidde, betrok hij mij als auteur van het boek. Ik merkte dat ik voor de leerlingen niet zo maar een spreker was. Als de neef van Jacoba, was ik een intermediair naar Jacoba & haar Groep. Het doel van ons nagesprek was lessen trekken vanuit het verleden voor het heden. Want racisme en discriminatie bestaan vandaag de dag nog steeds. Karel daagde de leerlingen uit om met persoonlijke voorbeelden van hedendaags racisme te komen. Samen filosofeerde hij met de groep over wat je als mens kunt doen als discriminatie je pad kruist. Ook Job Cohen in zijn functie van voorzitter van het Amsterdamse 4&5 Mei Comité, was erbij aanwezig. Hij vroeg de Afdeling Onderwijs van de Gemeente een gesprek aan te gaan met Karel Baracs. En wat bleek (toeval of niet)? De gemeente Amsterdam beschikte in de zomer van 2015 over een potje om paar voorbeeldprojecten te subsidiëren in het kader van ‘Goed burgerschap’.

De afdeling Onderwijs voerde op dat moment een beleid om projecten over burgerschap, diversiteit en gedeelde geschiedenis binnen het onderwijs te stimuleren. Ze hadden geld beschikbaar voor projecten waar je in dat kader aan zou kunnen denken. Daar deden wij een beroep op en wij verkregen een bedrag voor vijfendertig voorstellingen van De Bonnenkoningin in vijfendertig Amsterdamse scholen in het schooljaar ‘15/’16. Deze voorstellingen waren een groot succes.

Een aantal malen maakten wij mee dat de betrokken leerkracht van groep 7/8 haar leerlingen uitnodigde om een postume brief te schrijven aan verzetsvrouw Jacoba. Deze brieven maakten ook grote indruk, omdat de jonge schrijvers zichtbaar geïnspireerd waren door Jacoba’s moedige opstaan tegen onrechtvaardigheid.

In totaal hebben Karel Baracs en Paul van Tongeren samen de vertelvoorstelling ‘De Bonnenkoningin’ gebracht op meer dan vijftig scholen gebracht in Amsterdam en daarbuiten.


Videoregistratie De Bonnenkoningin

Om de verspreiding en bekendheid van Jacoba’s leven en werk te vergroten is in 2018 een videoregistratie van ‘De Bonnenkoningin’ gemaakt door documentairemaakster Eveline van Dijck in samenwerking met de Thorbecke scholengemeenschap in Zwolle. Deze registratie is op onze websites geplaatst.


4 mei 2016 Jacoba van Tongeren-brug

De ontdekking van Jacoba als een stoere onbekend gebleven verzetsheldin en haar verhaal van menselijkheid en moed, was aanleiding voor de gemeente Amsterdam om een brug in de wijk Slotermeer naar Jacoba te noemen. Echter toen men zich tijdens de voorbereidingen realiseerde, dat er in Amsterdam ca. 140 straten en pleinen naar mannelijke verzetsstrijders waren genoemd en maar 14 naar vrouwen, werd besloten niet alleen Jacoba een brug te geven, maar ook aan vijf andere markante vrouwelijke verzetsstrijders.


NOS documentaire over Jacoba van Tongeren, Generaal van het verzet op 4 mei 2021

In 2020 besloot de NOS een documentaire te maken over Jacoba van Tongeren. Het werd een mooie documentaire en de film werd uitgezonden op prime-time, 4 mei, op NPO2, na de Herdenking oude Dam.

Wij hebben er erg op aangedrongen om ook andere verzetsvrouwen een profiel te geven en dat heeft de NOS ruimschoots gedaan, zowel in het TV programma die avond als op hun website. Dat was een goed voorbeeld voor aandacht voor de rol van vrouwen in het verzet.


Een standbeeld voor Jacoba  

Het was in de lente van 2019 dat ik vanwege een ernstige operatie zes weken moest doorbrengen in het ziekenhuis. In die periode bleef ik verstoken van elke e-mail-verkeer. Maar ik was nog maar net ontslagen uit het ziekenhuis, toen ik een eerste mail ontving van ene Fabio Pravisani, een mij onbekende ijsverkoper annex beeldhouwer uit Egmond aan Zee. Fabio had (in 2014!) een interview met mij gelezen in de Alkmaarse courant. Daarin vertelde ik dat ik op zoek was naar Jacoba’s Album.

Het interview wekte zijn interesse. Hij las het boek en besloot dat verzetsvrouw Jacoba een standbeeld verdiende. Zo schreef hij mij begin 2019 voor het eerst over zijn plannen.

Normaal gesproken zou ik niet op het idee zijn gekomen om een beeld voor mijn tante Jacoba op te richten. Maar niet alleen beeldhouwer Fabio was enthousiast over zijn idee, steeds meer mensen die ervan hoorden vonden het een geweldig plan. Later dat jaar richtten we de Stichting op, vroegen een vergunning aan bij de gemeente Amsterdam en startten de crowd-funding. 


Onthulling van het standbeeld op 10 oktober ‘21

Jacoba woonde in de oorlog in een appartement op de Antillenstraat en keek uit over een pleintje. In de oorlog liet ze in dat appartement Liesje, een Joods meisje onderduiken; daar trok ze haar bonnenvest aan; daar kwam ze ‘s avonds uitgeput en dodelijk vermoeid thuis na een lange angstige dag. Wij waren dolblij dat ook de gemeente vond dat op dat pleintje haar standbeeld het best tot zijn recht zou komen.

Op 10 oktober 2021, midden in Coronatijd, op een zonnige zondagmiddag, stroomde het pleintje vol met vrouwen, mannen en kinderen. Een kleine 600 aanwezigen genoten van een spannend programma waarin Jacoba en de verzetshelden van Groep 2000 geëerd werden. Het standbeeld van Jacoba werd door de 5 kleinkinderen van Paul en Els van Tongeren en kleinkinderen van ds Aris en Kees Reitema onthuld. De trotse beeldhouwer Fabio Pravisani straalde naast het beeld toen hij een daverend applaus kreeg. De 150 namen van de verzetshelden van Groep 2000 staan gegraveerd op de sokkel van het beeld. Femke Halsema (burgemeester van Amsterdam), Job Cohen (voorzitter Amsterdams 4-5 mei comité) en Paul van Tongeren (Stichting Jacoba van Tongeren) hielden verassende en boeiende toespraken. Het publiek hing aan de lippen van Karel Baracs (de stadsverteller van Amsterdam) die een deel uit de voorstelling ‘De Bonnenkoningin’ speelde. Twee jonge Amsterdamse vrouwen, Zeinab el Bouni en Sam Ghilane deelden, geïnspireerd door Jacoba, hun gedachten over identiteit met het publiek. En 4 kinderen van de openbare basisschool de Corantijn, die het standbeeld adopteerde, lazen hun persoonlijke brieven aan Jacoba voor. Veel toehoorders kregen kippenvel en luisterden diep geroerd met tranen in hun ogen naar de woorden van de kinderen die rechtstreeks uit hun hart spraken.

Mirjam Lange-Schoemaker ( Stichting Jacoba van Tongeren) sloot de bijeenkomst af met de woorden: “Koningin Wilhelmina verleende Amsterdam na de Tweede Wereldoorlog het recht 3 markante woorden aan haar eeuwenoude stadswapen toe te mogen voegen: Heldhaftig, Vastberaden en Barmhartig. Jacoba en de verzetshelden van Groep 2000 hebben deze drie waarden tot in het diepst van hun vezels doorleefd en in praktijk gebracht. Mogen zij ons tot voorbeeld zijn”.


Yad Vashem medaille voor Jacoba, 4 november ’21

Op 7 maart 1990 werd Jacoba van Tongeren erkend door Yad Vashem als Rechtvaardige onder de Volkeren op voordracht van Elisabeth Waisvisz, die als joodse onderduikster bij Jacoba en Nel Wateler was ondergedoken en de oorlog overleefde. Men ging op zoek naar familieleden van Jacoba en vond die niet. Daarom werden de medaille en oorkonde niet uitgereikt.In 2015 publiceerde Paul van Tongeren het boek ‘Jacoba van Tongeren en de onbekende verzetshelden van Groep 2000’. Het boek kreeg zoveel publiciteit en had zoveel invloed dat de na de oorlog compleet vergeten Jacoba van Tongeren (Nummer 2000) een bekende verzetsvrouw werd. Met behulp van Rob Moscou, besloot Yad Vashem in 2020 alsnog tot uitreiking van de medaille en oorkonde. Tegelijkertijd  besloot de Stichting Jacoba van Tongeren bij deze uitreiking ook nadrukkelijk aandacht te willen besteden aan die verzetshelden van Groep 2000 die zich expliciet hebben ingezet voor het redden van joodse medemensen.Op 4 november 2021 vond deze uitreiking plaats door een vertegenwoordiger van de Israëlische ambassade  in het prachtige nieuwe gebouw van de Liberale Joodse Synagoge in Amsterdam.

Prachtige toespraken werden gehouden door Rob Moscou, David Simon (voorzitter Vrienden van Yad Vashem Nederland), rabbijn Menno ten Brink en Paul van Tongeren. 

Paul merkte op hoe bijzonder het is dat twaalf leden van Groep 2000 joods waren (zoals  bij voorbeeld Abraham Abas, Frieda Belinfante, Rudi Bloemgarten, Isidoor Huijkman, Gerda Meijer en Isaac Troostwijk). Via deze joodse Groepsleden en hun netwerken vonden vele Joden de weg naar de onderduik. Ook legden meer dan 30 niet- joodse groepsleden zich sterk toe op het ondersteunen en redden van joden : zij hadden joodse onderduikers in huis genomen of aan een onderduikadres geholpen en verrichtten daarnaast hun rol in de Groep.

Twee familieleden van deze bijzondere groep verzetshelden deelden met het publiek hun verhaal. De Israëlische Johanan Wijler vertelde over zijn joodse moeder Gerda Meijer, die onverschrokken en dapper als koerierster het hele land doorkruiste, ondergedoken studenten hielp en na haar arrestatie in 1945 niets losliet. Bea Wijnberg vertelde over haar oma Wilhelmina Sergeant-Richter die joodse kinderen uit de Hollandse Schouwburg redde, liet onderduiken en zelf joodse kinderen onderdak bood.Yvonne Boezeman-Hoyng (nazaat van Abraham Abas en bestuurslid van de Stichting Jacoba van Tongeren) sloot de ceremonie af met het voorlezen van de namen van de 31 Groepsleden die -vooral- joodse onderduikers hebben geholpen. Zij werden in deze bijeenkomst nadrukkelijk ook geëerd.


Van Tongeren Cyclonen

Toen ik in 2013 op zoek ging bij NIOD naar mijn familieverleden, ging ik vooral op zoek naar mijn vader en mijn opa. Pas op de tweede plaats kwam Jacoba.

Maar meteen vanaf het begin werd ik geheel ‘geleid’ in de richting van Jacoba.

Op 4 mei ’21 toonde de NOS een documentaire op de TV over Jacoba.

Wat schetst mijn uiterste verbazing op 4 mei, toen ik op social media bericht las naar aanleiding van de documentaire, waarin VTK- Van Tongeren de Kennemer- eer betuigt aan Hermannus van Tongeren Jr, “the founding father of SiccaDania VTK”, in 1928.

Op dat moment wist ik niets van die ontwikkelingen en van SiccaDania.

Het bleek me toen, midden 2021, dat De Kennemer, waar mijn vader zijn Cyclonen liet bouwen, met SiccaDania was gefuseerd in 2019.

En dat zij en overal in de wereld nog Van Tongeren Cyclonen zijn en worden geproduceerd!!!

Het bleek dat de uitvindingen van mijn vader uit 1928 en latere jaren, – dus een eeuw geleden !- zo goed, baanbrekend en efficiënt waren dat zij in die sectoren waar zij worden gebruikt, over de hele wereld, nog steeds Van Tongeren Cyclonen worden genoemd. Het is een productnaam geworden!!

En weer heel bijzonder dat mijn zoektocht afdwaalde van mijn vader, maar ik wel weer uitkwam bij hem.

In deze 7de druk heb ik een korte passage aan VTK toegevoegd; blz XXX


2. ‘Toevalligheden’

Als mijn kleinzoons mij niet de vraag over mijn vader en opa hadden gesteld; als ds Klamer de brieven van Jacoba niet naar de Vrijmetselaars had gestuurd; als ik bij NIOD niet de verwijzing naar de Herinneringen had gevonden; en als bij de Vrijmetselaars die Herinneringen niet waren gevonden (wat best had gekund), dan zou het goed kunnen dat Jacoba nog heel lang onbekend was gebleven. Het is apart om je dat te realiseren.

Maar er zijn meer opvallende “toevalligheden” : – dat we door mijn nichtje Joan wisten van het bestaan van het portret van Jacoba, en waar het hing; – dat we in de boekenkast van mevrouw Reitema de codesleutel hebben gevonden; – en het Album gevonden hebben bij de Vrijmetselaars in de archiefdoos van het reisverslag van opa naar Nederlands-Indië in ’36/’37 : al deze documenten en het schilderij waren “verstopt”.

Veertig biografieën konden worden gemaakt doordat Kees en Frans Reitema lang bij de stichting 1940-1945 hadden gewerkt en daardoor toegang kregen tot de dossiers. Marjan Schwegman, die zich al in 1980 voor de vrouw in het verzet interesseerde, was net in de tijd dat de Herinneringen boven water kwamen, directeur van het NIOD.In beide gevallen van Reitema en Schwegman waren het de personen die het  verschil uitmaakten.

Dat we 35 voorstellingen van De Bonnenkoningin konden geven in 2016, kwam omdat er net toen bij de gemeente Amsterdam een budget was voor een paar pilotprojecten.

En tenslotte : als beeldhouwer Fabio Pravisani niet het interview met mij in de Alkmaarse Courant had gelezen, zouden we geen standbeeld van Jacoba hebben gehad!  


3. Jacoba

Als ik mijn eigen aantekeningen uit begin 2013 herlees, blijkt dat ik bij het eerste lezen van Jacoba’s memoires onmiddellijk gefascineerd raakte vanwege haar persoon. Bedenk dat ik tot dat moment helemaal niet wist wie mijn tante Jacoba was. En ik was op een maand na zeventig jaar en las als een jongen. Ik ging helemaal op in haar… Haar handgeschreven teksten, haar woorden… Ze deden mij perplex staan… Haar wanhoop, maar ook haar scherpte van geest… Haar grote daadkracht en creativiteit, zoals met de code en het bonnenvest… De durf en moed die ze toonde… De onverschrokkenheid waarmee ze Henk van Randwijk tegensprak… Haar grote organisatietalent… Hoe ze Groep 2000 opzette…

Ik wist niet wat me overkwam! Vanuit het niets kreeg ik een beeld van een vrouw die werkelijk fabelachtig verzetswerk had geleverd… Die als mens en persoon gewoon onbetwistbaar een heldin was… Dat was een aparte gewaarwording! Mijn tante… En ik (en niemand van mijn familie) die er iets van wist…

En dan die zorg en toewijding die ze voor anderen had… zoals voor haar Groepsleden. Haar toewijding om voor het Album die bloemen zo uit te knippen… om eer te betonen aan haar gevallen mede-strijders. En in december 1944 schreef ze sinterklaasgedichten en kerstkaarten, terwijl ze toch ernstig ziek was…

Nu, in 2022, weet ik inmiddels heel veel van haar, maar tien jaar geleden was ik compleet overrompeld door wat ik las. Het is werkelijk een heel aparte gewaarwording om een onbekende heldin in je familie te ontdekken. Ze is een parel die van ons als familie nooit de erkenning en steun heeft ontvangen die ze verdiende.

Tegelijk werd ik ook erg verdrietig van het lezen van haar herinneringen. Want wat was Jacoba een intens tragische heldin!

Die ontkenning door haar moeder, op die leeftijd, als ze vijf jaar oud is… En hoe ze meegestuurd wordt met haar vader, naar het oerwoud van Sumatra, zonder speelkameraadjes of familie…

Die eenzaamheid en gebrek aan liefde…

Het zware leven van een puber in het Amsterdamse van Tongeren-gezin… met soms een regelrechte krijgsraad onder leiding van haar vader… Die ongelukkige blik van haar op de foto uit die tijd.

De poging tot zelfmoord die ze doet als ze rond de 20 is…

Zeven jaar moeten kuren in Groenekan…

Hoe van Randwijk haar in ’44/’45 het leven erg zuur maakt, terwijl hij op 9 mei ’45 op de Dam mooie woorden spreekt namens het verzet…

15 jaar chronisch bed patiënt in Bergen…

Zo’n heldenrol en zoveel tragiek in één leven? Het is moeilijk te bevatten. Wat een zwaar en eenzaam leven……


4. Wat heeft 10 jaar ‘Jacoba’ met mij gedaan?

Wij brachten de schoolvoorstelling De Bonnenkoningin in een school : Karel Baracs en ik. Na afloop komt er een meisje uit groep 8 naar me toe : Meneer van Tongeren, wordt uw verdriet uit de oorlog iets minder door er zo over te praten ? Ze raakt mijn hand aan en aait er kort over.

Dit is best paar keer gebeurd.

In al zijn eenvoud geeft dit voorval aan hoe ik deze tien jaar op veel manieren ben geraakt.

Ik heb nooit gedacht dat ik op zoek zou gaan, deze reis zou gaan maken en dit verhaal zou schrijven. Niets in mezelf wilde op zoek gaan. Omkijken naar mijn verleden heb ik mijn hele leven afgehouden, hield die deur dicht.

Wát is er gebeurd dat ik dit toch nog ben gaan doen op mijn zeventigste?

Wat zette mij op het spoor?

Het pad ontwikkelde zichzelf: ‘toevalligheden’ stuurden mij in de goede richting, als een wonder.

Pas heel recent vertrouwde Els mij toe dat ze Sies vòòr het Kerstdiner in 2012, had ingefluisterd die ene vraag aan mij te stellen die alles in beweging zette: ‘Opa, waarom is jouw vader in de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s doodgeschoten en waarom is jouw opa in een concentratiekamp omgekomen?’ Ik ben haar daar zeer dankbaar voor: deze tien jaar had ik niet willen missen !

Het familie-trauma van ’44 heeft een gat in ons gezin geslagen.

Wij waren een gefragmenteerd, versplinterd, uit elkaar gevallen gezin. Met een vader die in een klap werd weggerukt. De dag erna met moeder en vijf kinderen uit ons huis gezet. Mijn moeder, overmand door haar pijn, die geen verbindende schakel meer kon zijn.

De laatste tijd ga ik meer beseffen wat het gemis betekent van een vader en moeder waar je tegenop kan kijken, waar je steun aan beleeft en die een rolmodel kunnen zijn.

Die je zelfwaardering kunnen geven en je identiteit versterken.

In een versplinterd gezin, kunnen ouders geen verbindende kracht vormen en daardoor ontbreekt het kinderen aan een fundamentele veiligheid.

Ik had niet beseft hoe zo’n versplintering doorwerkt in de familie en ook in het ‘familie-systeem’. Het was immers ook niet bespreekbaar.

Familie is bepalend voor hoe je zelfgevoel zich ontwikkelt en hoe je identiteit vorm krijgt.

In mijn beleving, in de realiteit kwam het nooit voor dat de naam ‘Van Tongeren’ met respect werd genoemd.

Kwam het daarom zo vaak voor dat als ik een lezing gaf, vaak vergat mijn naam te noemen?

Aanvankelijk wilde ik het boek ook niet onder mijn naam publiceren: het was toch met name een tekst van Jacoba? Dan voelde het alsof ik het van haar afpakte.

Ik kon ook niet echt trots zijn op mijn werk, of complimenten innemen.

Tijdens mijn zoektocht besefte en begreep ik steeds beter waarom ik mij had moeten afsluiten voor dit leed.

Ik scheidde verstand van gevoel, en sloot me van dat voelen af.

Pas later besefte ik hoe de grote drive om de wereld te willen verbeteren en me in te zetten voor vrede in de wereld, mede gevoed was door het leed had wat onze familie in ’44 trof.

Mijn zoektocht bracht me totaal onverwacht in contact met positieve verhalen van Jacoba, mijn vader en opa. ‘Van Tongeren’ kreeg betekenis voor mij.

Wel ga ik me nu pas afvragen of ik ook niet meer begrip en mededogen naar mijn moeder zou moeten hebben, voor alles wat zij heeft doorstaan.

Ik hoop dat de helende werking van deze zoektocht, ook zo’n werking heeft op de familie en dat kinderen en kleinkinderen meer van blijdschap en trots kunnen worden vervuld en hun identiteit wordt versterkt. Dat Jacoba een rolmodel kan zijn voor kleinkinderen en anderen.

De zoektocht heeft veel goeds opgeleverd. Op een bepaalde manier is Jacoba een rolmodel voor me geworden en ook een morele meetlat. De afgelopen jaren vroeg ik me nogal eens af: wat zou Jacoba in deze situatie hebben gedaan?

Zij had van haar vader geleerd heel hoge eisen aan zichzelf te stellen. Zo legde Jacoba de lat voor zichzelf regelmatig heel hoog.

Een ander positief element dat de zoektocht heeft opgeleverd, is dat ik me nog meer met Jacoba verbonden voelde door hoe zij haar werk, haar missie omschreef : Vredeswerk in oorlogstijd.

Het ontroerde me toen ik mijn naam een keer in haar Herinneringen tegenkwam. Zij beschreef dat als zij de begrafenis van haar broer heeft moeten regelen, daar zelf niet bij mag zijn van de Raad van Verzet, maar dat ze op mij, Paultje van twee jaar, past.

Wat ik me nu realiseer is nog iets wat me sterk met haar verbindt: een bezieling die zij had en heeft meegekregen van haar vader waardoor het voor haar een soort heilige plicht werd dat ze dit verzetswerk moest doen. Zo voelde ik zelf, toen ik ging studeren een ongelofelijk sterke drang om de wereld te verbeteren, mijn steentje bij te dragen.

Het sterkst toen ik in 2005 een grote internationale conferentie over peacebuilding in het gebouw van de Verenigde Naties in New York organiseerde, op uitnodiging van SGUN Kofi Annan. De te nemen hobbels en ‘onmogelijkheden’ waren immens, maar met mijn heilig vuur, ging ik door en werd de internationale conferentie een succes.

Ten diepste zat daar (onbewust) mijn sterke verbondenheid met Jacoba en vind ik het grote eer dat ik haar aan de vergetelheid heb mogen onttrekken.

Ik realiseer me nu nog meer dat het werken voor een betere wereld ook voor mezelf levensreddend is geweest, het was voor mij de beste ‘survival’ strategie.1)

De laatste tien jaar heeft het werken aan ‘Jacoba’ helend gewerkt, doordat ik meer met verbinding, meer met mensen & families bezig was en meer mijn hart kon openen. De scheiding tussen verstand en gevoel verminderde.

Ik ben in mezelf een beetje meer één geworden.

Een ander element van dit proces is dat een van de zegeningen is dat ik iets heb mogen betekenen voor zoveel familieleden van Groepsleden. We delen de betrokkenheid bij de oorlog en wat dat in gezinnen teweegbracht.

Ik kan door het trauma dat ik heb doorgemaakt, me meer verplaatsen in hen. Het gedeelde lijden is een bron van solidariteit en verbondenheid.

Om bij te dragen dat ook zij trots kunnen zijn op wat hun vader of oma heeft gedaan, vervult mij met grote vreugde.

Ik zou haast zeggen: de uitbreidende groep van nazaten van Groepsleden voelt soms als een extended family.

Ik ben ook zeer dankbaar dat ik Jacoba en de Groep, en juist al die individuele Groepsleden, erkenning heb mogen geven. De contacten met de nazaten van Groepsleden hebben me zeer geraakt en gemotiveerd steeds door te gaan

Een ander aspekt van dit werk was dat het verhaal van Jacoba ook hielp verzet in een ander licht te plaatsen. De onderbelichte rol van de vrouw meer aandacht te geven.

Daardoor leverde dit werk ook een bijdrage aan de geschiedschrijving en aan een nuancering daarvan.

In 2012 had ik dat allemaal niet kunnen bedenken.

 

voetnoot

Summiere toelichting op de 50 jaar dat ik iets wilde doen om de wereld te verbeteren. Dit verheldert de enorme omslag die ik op mijn 70ste nam. Ik werd in 1942 geboren. In ’44 werd mijn vader vermoord. Na mijn Gymnasium, ging ik in Amsterdam aan UvA Rechten en Politieke wetenschappen studeren.In ’66 trouwde ik met Els den Boer, we kregen twee kinderen : Merit en Sander Paul. In ’67/68 richtte ik de Rietsuikeractie op en was daarna een van de oprichters van de Wereldwinkels. Als beleidsmedewerker van de NCO, de Nationale Commissie Ontwikkelingssamenwerking, heb ik me ingezet hoe lokale groepen en gemeenten (en VNG) zich meer voor internationale samenwerking kunnen inzetten. Na de val van de Berlijnse Muur me in 90er jaren ingezet voor conflictpreventie: het ECCP, Europees Centrum voor Conflictpreventie opgericht in ’97 en in 2003 het internationale netwerk GPPAC : Global Partnership for the Prevention of Armed Conflict. In 2005 heb ik met GPPAC een grote internationale conferentie over civil society en peacebuilding georganiseerd bij de Verenigde Naties in New York.