Dionysius Bakker
 (1879 – 1945)

- gepensioneerd werknemer NS
- helpt samen met zijn vrouw Cor Bakker-van Rheenen een groot aantal
onderduikers

Dionysius Dirk Bakker (‘opa’ Bakker) is geboren in 1879. Hij is tot zijn pensionering werkzaam bij de Nederlandse Spoorwegen. Als de oorlog uitbreekt is hij al met pensioen en woont hij met zijn vrouw Cornelia Johanna van Rheenen (geb. 1900, ‘oma’ Bakker, of tante Cor) in een klein huis aan de rand van de bossen

in de omgeving van Nunspeet. In de zomer van 1942 is een joods gezin bij hen ondergedoken. Na enkele maanden doen de Duitsers een inval en wordt het gezin bijna ontdekt. Na deze spannende gebeurtenis brengen opa en oma Bakker het gezin naar een schuilplaats in het bos, acht kilometer van hen vandaan. Deze schuilplaats groeit langzamerhand uit tot een kamp waar tientallen mensen zijn gered; Joden, maar ook niet-joodse onderduikers zoals geallieerde piloten).

De schuilplaats in het bos wordt het ‘Pas op’- kamp genoemd, en ook wel het ‘Verscholen Dorp’; het kamp is gelegen bij Vierhouten en bestaat uit negen gecamoufleerde hutten die gedeeltelijk zijn ingegraven. Bij het opzetten van dit onderduikersdorp wordt Bakker geholpen door jurist Edouard von Baumhauer uit Vierhouten. In november 1943 neemt het echtpaar Bakker de taak op zich het kamp te leiden. Om geen achterdocht te wekken, halen zij op verschillende plaatsen boodschappen voor de onderduikers die ze op de fiets of per kar vervoeren.

Jacoba kent Von Baumhauer. Zij stuurt Gerda Meijer (1300) en Madeline van Geuns (705) naar hem toe om te helpen. Zij trekken op zeker moment bij het echtpaar Bakker in huis en helpen - samen met enkele andere jonge mensen – bij het verzorgen van de onderduikers in het kamp. Door Gerda Meijer zijn, mede op verzoek van Jacoba, verschillende onderduikers naar het ‘Pas op’-kamp gebracht, onder wie Gerda’s broer Harry.

Op 29 november 1944 wordt het kamp bij toeval door de Duitsers ontdekt. Op dat moment zitten er 87 joden en ongeveer 15 geallieerde piloten wier vliegtuig is neergehaald. Gelukkig slagen de meesten erin om weg te komen. Acht Joodse onderduikers worden gepakt en ter plekke doodgeschoten. Gerda Meijer en Madeline van Geuns gaan in september 1944 terug naar Amsterdam.

Hoewel het kamp is vernietigd, gaan Dionysius en Cornelia Bakker door met het verbergen van Joden, onder wie een broer en een zus, en vijf verzetsstrijders. Op 13 januari 1945 vindt er na verraad een inval plaats. Dionysius wordt meegenomen, zijn vrouw is niet thuis. Op 2 maart 1945 wordt opa Bakker gefusilleerd.

Cornelia Bakker raakt gewond als zij van haar fiets valt tijdens het bezorgen van een zware lading boodschappen aan het kamp. Zij raakt invalide en kan pas 11 jaar na dit voorval worden geopereerd.

Yad Vashem heeft in 1964 (op voordracht van Gerda Meijer) Dionysius Bakker en Cornelia van Rheenen en in 1999 Edouard Henri von Baumhauer en zijn echtgenote Hermina Jacoba Johanna Ribbink erkend als Rechtvaardigen onder de Volkeren.

FR

⇐ terug