Cor Inja
 (1903-1989)

901

arbeider. Later begeleider van dienstweigeraars,
voorganger Doopsgezinde Gemeente
– principieel dienstweigeraar, organisator van hulp aan oorlogsgetroffenen en onderduikers

Cornelis Poulus Inja wordt geboren te Zaandam op 27 juli 1903. De familie behoort tot de Doopsgezinde Gemeente Zaandam Oost. Het gezin is arm en Cor Inja moet na de lagere school werken in een houtfabriek als medekostwinner. Hij volgt avondonderwijs en een interne opleiding in de fabriek. Inja ontwikkelt zich in een jongerenkring en in andere groeperingen. Al vroeg is hij zich bewust van de klassenmaatschappij. Als vanzelfsprekend wordt Inja aanhanger van het socialisme, van de geheelonthoudersbond, en van de vakbond voor transportarbeiders. In de Doopsgezinde gemeente leert hij over militarisme en dienstweigeren. In 1922 wordt hij gedoopt en is daarmee lid van de Doopsgezinde Gemeente. In 1923 is een nieuwe dienstweigeringswet aangenomen. In 1925 weigert Inja dienst en wordt hij gevangen gezet in de Bijzondere Strafgevangenis te Scheveningen. Na acht maanden komt hij in november 1925 vrij. Gedurende zijn detentietijd houdt hij een dagboek bij. 259 In 1930 treedt hij in het huwelijk met Ellen Justine Weijl (1903), eveneens lid van de Doopsgezinde Gemeente, maar van afkomst van moeders- en vaderskant joods. In de oorlog speelt dat een grote rol. Beiden worden actief in verschillende hulpverleningsgroepen in Zaandam.

Bij het begin van de oorlog, al in 1939 wordt Inja actief bij de hulp aan Duits-Joodse vluchtelingen die opgevangen worden in Westerbork. Een werkgroep van Doopsgezinden en Quakers wordt opgericht voor dit werk om te zorgen voor opvangadressen en hulpgoederen. 260 Na het bombardement op Rotterdam in mei 1940 wordt ook hulp verleend aan getroffenen in Rotterdam en worden kinderen geëvacueerd, onder meer in Zaandam. Dit hulpwerk wordt ook door andere werkgroepen in diverse steden verricht.

259 Zie: Geen cel ketent deze dromen, door Alle Hoekema, Gabe Hoekema en Piet Visser (Hilversum 2001).
260 Zie: Bloembollen voor Westerbork, door Alle Hoekema (Hilversum 2011).

Vanwege het feit dat zijn vrouw van joodse komaf is en een ‘J’ in haar persoonsbewijs heeft staan, wordt Inja gedwongen naar Amsterdam te verhuizen en zich te melden bij de Joodse Raad. Het echtpaar duikt onder en samen met zijn vrouw wordt Inja ook in Amsterdam een van de drijvende krachten van dit werk. Ook de in dit boek genoemde Henriëtte Haak behoort tot deze werkgroep. Vanuit dit werk ontstaan in 1942 contacten met Jacoba van Tongeren. Inja sluit zich aan bij de Groep 2000. Zijn vele relaties in de doopsgezinde wereld en daarbuiten zijn voor Groep 2000 van groot belang. Inja wordt vrijgemaakt voor het illegale werk, mede op voorspraak van Ds Frits Kuiper en Dr. G.H. Slotemaker de Bruïne. Hij krijgt een aanstelling tot hulppredikant en kan zo doende vrij door het land reizen. Ook zijn werk als verzekeringsagent bij Amstleven maakt het vele reizen aannemelijk. Zijn opdracht is vierledig: de joodse protestanten financieel onafhankelijk maken van de Joodse Raad; het werk van de bestaande werkgroep in Amsterdam voortzetten; de zorg voor de protestantse Joden in Amsterdam op alle mogelijke manieren ter hand nemen; het contact met gevangengenomen mensen organiseren en bonkaarten voor hun familie verzorgen.

Inja bezoekt predikanten en classes om geld te verzamelen voor dit werk, en ook Zaanse Doopsgezinde fabrikanten als Honig en Verkade dragen niet onaanzienlijk bij. Deze bezoeken worden ook gebruikt om adressen voor onderduikers te verkrijgen. Vanaf juli 1943 tot voorjaar 1944 heeft Inja bij Groep 2000 de leiding van het bureau dat levensmiddelenpakketten verstuurt naar de protestantse joden in Westerbork met een kerkstempel. Later worden ook pakketten verstuurd naar joden in Bergen Belsen en Theresiënstadt. Zo is Inja op verschillende manieren actief: in het illegale werk van de Groep 2000 en openlijk in het hulpwerk van de Werkgroep Doopsgezinden en Geloofsgenoten. In 1944 duiken zijn vrouw en hij onder in Baarn, omdat hij gezocht wordt door de SD. Maar ook daar blijft hij actief.

Begin 1943 begint Inja de studie voor de godsdienstacte van de NPB, de Nederlandse Protestanten Bond. Hij wordt hulppredikant in Edam van de Doopsgezinde Broederschap. Direct na de bevrijding en de daarop volgende internering van NSB-ers zet Inja met zijn werkgroep zich in voor kinderen van NSB-ers die vaak zonder verzorging en soms ook zonder huisvesting moeten leven. In 1946 treedt Inja in dienst van de Doopsgezinde Vredesgroep. Hij staat aankomende dienstweigeraars bij in de procedure van het dienstweigeren. Vanwege zijn contacten met heel veel dienstweigeraars van alle gezindten wordt hem door het ministerie van Defensie gevraagd de geestelijke verzorging op zich te nemen voor de te werk gestelde dienstweigeraars. Later is hij nog werkzaam als geestelijk verzorger en hulppredikant in Baarn. Voor al zijn werk wordt Cor Inja benoemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau.

Het huwelijk met Ellen Weijl is op een gegeven moment verbroken en later trouwt Inja met Lies Levenson, een vrouw die hij al jaren kent uit het hulpwerk. Cor Inja overlijdt op 23 oktober 1989.

Gabe Hoekema, doopsgezind predikant en co-auteur ‘Geen cel ketent deze dromen’

⇐ terug